-
Artikel NRC
Geen Oranje op het EK, nu ook niet op het WK. Wat moet er anders? „Risicoloos balbezit is rechtstreeks terug te
brengen op onze opleiding.” Bart Hinke 14 oktober 2017.
Ze heten passmaps. Schematische weergaven van een voetbalploeg op het veld. Elf stippen, spelers dus, met daartussen
lijnen. De grootte van een stip geeft weer hoe vaak een speler de bal heeft gehad. De dikte van een lijn geeft aan
hoevaak twee spelers elkaar in het veld aanspeelden.
Voor Oranje ziet het er niet fraai uit, zo’n passmap. Bekijk de gemiddelde wedstrijd in de mislukte WK-kwalificatie en je ziet de onmiskenbaar Nederlandse U-vorm. Het hoefijzerpatroon. De kenner weet dan: gevaarloos balbezit op eigen helft en flanken. De rechtercentraleverdediger speelt de linkercentrale aan, die passt naar de linksback. Die heeft weinig te kiezen: of meteen terug, of de linksbuiten inspelen. Die moet weer terug, want hij kan niets met zo’n bal langs de lijn. Terug naar de linksback, via de centrale verdedigers over rechts – etcetera.
Zoals elk model vereenvoudigt een passmap de werkelijkheid drastisch. Toch rijmen ze, in het geval van Oranje, met de waarneming. Middenvelders komen amper aan de bal, de spits wordt niet bereikt. Zij zwemmen, in de passmaps, in een vacuüm van goede bedoelingen. De tegenstander controleert het middenveld, Oranje laat de bal achterin rondgaan.
Dat noemt men slecht voetbal. Hoe krijgen we dit eruit? „Als spelers elkaar niet aanvoelen zoals bij Oranje en elkaars non-verbale communicatie niet begrijpen, vallen ze terug op wat veilig is: het positiespel. Ofwel gebrei”, zegt Marcel Lucassen. „Als spelers dan ook bravoure ontberen, zoals een Edgar Davids die van nature een winnaar was of Arjen Robben die met een actie de zestien in komt, wordt het spel erg voorspelbaar.“
Lucassen is een Nederlandse voetbaltrainer die zeven jaar, van 2008 tot 2015, bij de Duitse bond werkte. Hij kwam middenin ‘Das Reboot’ terecht, de modernisering van het Duitse voetbal die in 2014 de wereldtitel opleverde. Hij gaf vorm aan de technische en tactische trainingen vanuit de Duitse bond, en was zelf betrokken bij vertegenwoordigende jeugdteams. „Mooi voorbeeld: toen ik begon merkte je dat spelers van Leverkusen en Bayern München inzakten bij balverlies, terwijl die van Stuttgart en Hoffenheim vol vooruit pressen. Dan zie je: de habits van een speler zitten in de opleiding, die krijg je er moeilijk uit.”
"Als spelers dan ook bravoure ontberen wordt het spel erg voorspelbaar."
NRC vroeg drie experts naar de achtergronden van het voorspelbare en dus slechte Nederlandse voetbal. Om de pijnpunten te benoemen, los van de evidente teloorgang van de eredivisie onder druk van de opgelopen financiële achterstand.
Lucassen dus, die al tien jaar niet meer in Nederland werkt en nu in Dubai zit bij Al Nasr. Jelle Goes, tot afgelopen zomer technisch manager van de KNVB en projectleider van het rapport Winnaars van Morgen. En Ruben Jongkind, die met Wim Jonk en Johan Cruijff de Ajax-opleiding opnieuw vorm gaf tot ze na een intern conflict eind 2015 de club verlieten. Hij werkt nu met Jonk onder de vlag van Cruyff Football, dat wereldwijd clinics geeft.
Overtactificering
Het is een kip-ei-discussie. Zijn we zo gaan voetballen omdat onze spelers niet beter kunnen? Of hebben we de spelers gecreëerd die niet beter kunnen dan zo voetballen? De drie experts zijn het erover eens dat niemand het zo gewild heeft. „Maar er is wel een oorzakelijk verband met hoe de jeugdopleidingen vanaf 2000 zijn gaan doceren aan spelers. En dus met de inhoud van de trainersopleidingen”, zegt Jongkind. „Risicoloos balbezitspel is rechtstreeks terug te brengen op een manier van opleiden. Op het overtactificeren van het jeugdvoetbal, dat teveel gericht is geweest op teamresultaat.”
Het is begrijpelijk dat jeugdtrainers willen winnen, zegt Jongkind. „Ze willen opvallen in een wereld waar weinig te verdienen valt. Willen hogerop. Maar de ontwikkeling van spelers moet altijd leidend zijn. Bewezen is dat wie vroeg in het jaar geboren is vaak groter en sterker is [geboortemaandeffect, red.] en daardoor het meest wordt opgesteld op belangrijke posities in een elftal. Degene die op dat moment kleiner zijn maar wel potentie hebben, delven het onderspit. Doodzonde.”
"Risicoloos balbezitspel is rechtstreeks terug te brengen op een manier van opleiden."
Ze heten passmaps. Schematische weergaven van een voetbalploeg op het veld. Elf stippen, spelers dus, met daartussen lijnen. De grootte van een stip geeft weer hoe vaak een speler de bal heeft gehad. De dikte van een lijn geeft aan hoevaak twee spelers elkaar in het veld aanspeelden.
‘Passmap’ van de mislukte WK-kwalificatie van Oranje, tot aan de slotwedstrijd tegen Zweden. Dit is een gemiddelde over negen duels, met spelers die het vaakst opgesteld waren. Een pijl betekent minimaal drie aangekomen passes, de dikte van de pijl geeft aan hoe vaak de spelers elkaar vonden. De grootte van de stip staat voor hoe vaak een speler de bal had.
Voor Oranje ziet het er niet fraai uit, zo’n passmap. Bekijk de gemiddelde wedstrijd in de mislukte WK-kwalificatie en je ziet de onmiskenbaar Nederlandse U-vorm. Het hoefijzerpatroon. De kenner weet dan: gevaarloos balbezit op eigen helft en flanken. De rechtercentraleverdediger speelt de linkercentrale aan, die passt naar de linksback. Die heeft weinig te kiezen: of meteen terug, of de linksbuiten inspelen. Die moet weer terug, want hij kan niets met zo’n bal langs de lijn. Terug naar de linksback, via de centrale verdedigers over rechts – etcetera.
Zoals elk model vereenvoudigt een passmap de werkelijkheid drastisch. Toch rijmen ze, in het geval van Oranje, met de waarneming. Middenvelders komen amper aan de bal, de spits wordt niet bereikt. Zij zwemmen, in de passmaps, in een vacuüm van goede bedoelingen. De tegenstander controleert het middenveld, Oranje laat de bal achterin rondgaan.
Dat noemt men slecht voetbal. Hoe krijgen we dit eruit? „Als spelers elkaar niet aanvoelen zoals bij Oranje en elkaars non-verbale communicatie niet begrijpen, vallen ze terug op wat veilig is: het positiespel. Ofwel gebrei”, zegt Marcel Lucassen. „Als spelers dan ook bravoure ontberen, zoals een Edgar Davids die van nature een winnaar was of Arjen Robben die met een actie de zestien in komt, wordt het spel erg voorspelbaar.“
Hetzelfde voor Duitsland, dat zich wel plaatste. Omdat Duitsland meer passte, staat elke pijl voor minimaal vijf geslaagde passes. Deze passmap is op basis van zeven duels. In de drie andere duels werd in een andere formatie gespeeld.
Lucassen is een Nederlandse voetbaltrainer die zeven jaar, van 2008 tot 2015, bij de Duitse bond werkte. Hij kwam middenin ‘Das Reboot’ terecht, de modernisering van het Duitse voetbal die in 2014 de wereldtitel opleverde. Hij gaf vorm aan de technische en tactische trainingen vanuit de Duitse bond, en was zelf betrokken bij vertegenwoordigende jeugdteams. „Mooi voorbeeld: toen ik begon merkte je dat spelers van Leverkusen en Bayern München inzakten bij balverlies, terwijl die van Stuttgart en Hoffenheim vol vooruit pressen. Dan zie je: de habits van een speler zitten in de opleiding, die krijg je er moeilijk uit.”
Lucassen zag met lede ogen hoe het 4-3-3-systeem Nederland in een greep hield. „Stel je wil als linksbuiten in een vrije rol spelen. Naar binnen trekken, achter de spits opduiken. Maar er wordt zes jaar tegen je gezegd: veld breed houden. Killing voor je creativiteit, dat kost enorm veel energie. Misschien stop je dan wel met voetbal. Ik zeg dan: je bent er niet om aan de zijlijn het veld breed te houden. Nee, je komt in die positie als de situatie erom vráágt. De filosofie van hoe je wilt voetballen is belangrijker dan het systeem. ”
Zo statisch als de oefenstof is, zo statisch is het spel nu ook. „Het idee van aanvallend voetbal is verwaterd naar het hebben van balbezit”, zegt Jongkind. „Het idee is: als we de bal hebben zijn we dominant. In Spanje noemen ze dat posesión defensiv, handig als je even wilt temporiseren. Maar je moet juist creëren, via de as opbouwen, niet de back zo belangrijk maken. Maar goed, dan moet je wel middenvelders hebben die opendraaien, die weg kunnen draaien. Als je die niet opleidt, ben je verloren.”
Het idee is: als we de bal hebben zijn we dominant.
Het laat zich raden welk oplossingen Jongkind propageert. Cruyff Football specialiseert zich in het „trainbaar maken van de principes van Cruijff”. Dat zijn er vele: snel afjagen bij balverlies, niet meteen inzakken. Diepte voor breedte in de passing. Het creëren en herkennen van derde-mansituaties. Dus: op het moment dat iemand een pass verstuurd aan een ploeggenoot, moet jij als derde man al in ruimtes opduiken. Een voorbeeld is hoe Jonk in de UEFA Cup-finale van 1994 scoorde voor Inter met een weergaloze stift. Ver voordat hij de bal kreeg voelde hij al dat hij ‘derde man’ kon zijn met een loopactie. „Heel moeilijk te verdedigen”, zegt Jongkind. „Maar ook heel moeilijk trainbaar te maken.”
Wat wij in de jeugdopleiding bij Ajax hebben ingevoerd, is het denken in principes en niet zozeer in systemen en vaste taken. „Johan had het zelden over systemen. 4-3-3 was voor hem een basis, maar elke paar seconden in een wedstrijd is er weer sprake van een andere formatie. Principes daarentegen zijn op verschillende situaties toepasbaar en geven ruimte tot creativiteit.”
"Vier hoofdmomenten"
Jelle Goes, eerder onder meer bondscoach van Estland en hoofd jeugdopleiding van CSKA Moskou en PSV, zag geleidelijk hoe de wet van de remmende voorsprong zijn tol eiste. „Wij waren een van de eerste landen die spraken over de vier hoofdmomenten: aanval – omschakeling naar verdediging – verdediging – omschakeling naar aanval. Ik heb daar ook in gedoceerd. Vaak vanuit een georganiseerde situatie: opbouwen om aan te vallen, keurig vanaf de keeper. Verdedigen vanuit opbouw tegenstander. Heel statisch. Door mijn tijd in het buitenland ben ik zelf anders gaan kijken naar de accenten die gelden in het moderne voetbal.”
De alarmbellen rinkelen al langer. Al in 2014 werd de aanzet gegeven tot Winnaars van Morgen, dat volgens Goes ten onrechte wordt gezien als handvest om (alleen) de winnaarsmentaliteit en weerbaarheid te vergroten. „Het gaat ook veel over de omschakeling. Dat kwam in alle gesprekken naar voren. De Duitsers zijn veel verder met werken vanuit die ongeorganiseerde toestand die het moderne voetbal kenmerkt. Als je ziet wanneer goals vaak vallen: kort na zo’n omschakelmoment. En niet vanuit onze verzorgde opbouw.”
"Stoppen met nadenken"
Goes steekt de hand in eigen boezem. „Als je nu te statische spelers hebt, mag je coachend Nederland, waaronder ik, wel wat verwijten afgelopen jaren.” Waar het aan ligt? Deels aan de KNVB, zegt Goes. „Maar je moet ook de trainers zelf aankijken. Denk je dat Pep Guardiola, Jürgen Klopp en Thomas Tuchel hun diploma hebben gehaald en toen stopten met nadenken? Hou toch op. Dus je moet je als coach ook blijven ontwikkelen, dat is eigen verantwoordelijkheid. Sta je wel echt open?”
Goes wordt „allergisch” als Nederlandse trainers altijd maar roepen: ‘We gaan uit van onze eigen kracht’. „Als je Guardiola goed beschouwt dan is hij continu bezig met analyseren van de kracht van de tegenstander. Hij houdt vast aan bepaalde principes, maar switcht wel van systemen. Continu bezig met omschakeling: waar verliest de tegenstander de bal? Wie zijn daar bij betrokken? En hoe kunnen we van daaruit zo snel mogelijk kansen creëren?”
"We gaan uit van onze eigen kracht."
In Duitsland is het drukzetten direct na balverlies – counterpressing – tot kunst verheven. Gegroepeerd afjagen om de bal zo te heroveren op kansrijke posities. Een aspect waar het Oranje van 1974 al in uitblonk, maar dat later is verwaarloosd. Coach Peter Bosz bracht het vorig seizoen erg nadrukkelijk bij Ajax in de praktijk met de vijfsecondenregel – binnen vijf seconden de bal proberen te veroveren, pas daarna terugplooien in verdedigende organisatie.
„Het is wat een groep pupillen doet”, zegt Lucassen. „Bal kwijt, met zijn allen meteen er achteraan. En dat dan geprojecteerd op volwassen spelers. Alleen dat moet je gegroepeerd doen, goed organiseren. Tot in de top aan toe zie je dat coaches in Nederland op dat detailniveau tekort komen. Kijk eens hoeveel tijd spelers hebben in de eredivisie om een voorzet te geven. Onmogelijk in topcompetities. Dan hoor je: we zetten niet goed druk. Maar het is nooit ‘we’, het is één speler. Misschien twee. Dan kom je op details, op individueel coachen binnen de teamontwikkeling.”
Volgens Lucassen is voetbal de meest complexe sport ter wereld, „omdat de bal altijd vrij is”. Er zijn weinig vaste spelsituaties, de oriëntatie is steeds anders. Daarom is het trainerschap ook zo veeleisend. „De coach is ‘key’, want er zijn talenten genoeg in Nederland. In de basis hebben we namelijk een structuur die goed is. Maar als een speler onder druk gezet wordt in het veld en jij weet niet hoe je iemand moet coachen, roep je als snel: hij moet sneller handelen. Ja, maar hóe dan? Daar zit een knelpunt in de opleiding. De grootste winst is te boeken in het individueel kunnen coachen van details. Want veel trainers blijven hangen in het coachen op teamniveau.”